De omstandigheden zijn in ieder geval al perfect. Vlak voor onze vakantie viel er veel sneeuw en terwijl wij er zijn staat de zon alle dagen vol aan. We verblijven in het autoluwe Serfaus, op het pisteplan de meest linkse van de drie plaatsjes die in het skigebied met elkaar zijn verbonden. We hebben vanuit ons hotel uitzicht over het dorp en in het hotel zit een sauna met bubbelbad. Doordat we halfpension hebben geboekt, is de eettafel ook twee keer per dag voor ons gedekt. Naast ons zit een ander gezin met kleine kinderen en Raf kan het meteen goed vinden met Elin, de vijfjarige dochter van het stel. Zij hebben er wel voor gekozen om hun jongste, Jurre van twee, mee te nemen en brengen hem elke dag naar de kinderopvang. “Ah, dat kan dus ook. Idee voor volgend jaar”, zegt Rian. Tijdens het eerste ontbijt krijgen we een onverwachte discussie over het ‘overblijven’ van Raf tijdens de lunch. Ik heb jaren als skileraar gewerkt en weet uit ervaring dat niet de kinderen, maar de ouders het moeilijkst zijn bij het afscheid. En dat kinderen ophalen bij de lunch en dan weer terugbrengen voor de middagles funest is en alleen maar huilpartijen veroorzaakt (waarbij soms de hele klas uit solidariteit mee begint te brullen). Mijn advies is daarom kinderen brengen, dag zeggen en pas aan het einde van de dag weer ophalen. Daar was mijn vriendin het alleen niet direct mee eens. “We gaan toch gewoon samen lunchen?” Was haar reactie op mijn stellige hele-dag-met-z’n-tweeën-op-pad-plan. “Euh, nee. Raf kan gewoon lunchen in het speciale kinderrestaurant met zijn groep.” Gelukkig krijg ik bijval van Renske, de moeder van het gezin naast ons: “Ik zorg 51 weken per jaar voor hen, dit is mijn week. Deze zeven dagen wil ik gewoon lekker skiën.” Uiteindelijk gaat Rian overstag, we proberen het op de eerste dag. “Als we dan maar niet te ver het skigebied in gaan”, mompelt ze nog.